Waarom beeldmateriaal niet altijd de oplossing is bij chronische klachten - En waarom het soms zelfs averechts werkt

Bij fysieke klachten denken veel mensen dat een scan of röntgenfoto dé manier is om eindelijk duidelijkheid te krijgen. “Dan zien we wáár het probleem zit.” Logisch — moderne geneeskunde staat vol indrukwekkende technologie en het lijkt vanzelfsprekend dat hoe meer je ziet, hoe beter je begrijpt.

Maar bij chronische klachten aan het bewegingsapparaat blijkt het tegenovergestelde verrassend vaak waar:
- beeldvorming toont wat aanwezig is, maar niet wat pijn veroorzaakt.
- afwijkingen op scans komen óók veel voor in volledig gezonde mensen.
-  een diagnose op beeld werkt soms beperkend, beangstigend of zelfs invaliderend.

Beeldmateriaal is waardevol, maar alleen op het juiste moment, met de juiste reden, en in de juiste context.

De belangrijkste vormen van medisch beeldmateriaal

Hieronder een kort overzicht van de meest gebruikte technieken — én wat ze wél en níet kunnen vertellen.

1. Röntgenfoto (X-ray)

  • Laat vooral botstructuren zien: breuken, artrose, standsafwijkingen.

  • Nuttig bij: trauma, vermoeden van breuk, ernstige degeneratieve veranderingen.

  • Beperkingen: toont géén spieren, pezen, kapsel of kraakbeen; artrose op de foto zegt weinig over pijnniveau (veel mensen met ernstige artrose hebben géén pijn).

2. MRI-scan

  • Toont zachte weefsels: tussenwervelschijven, pezen, banden, menisci.

  • Nuttig bij: neurologische symptomen (uitval, krachtverlies), verdenking op ernstige pathologie, voorbereiding op operatie.

  • Beperkingen: extreem veel “bijvangst”:

    • 60–80% van mensen zónder rugpijn heeft een hernia op MRI

    • Meniscusscheuren komen massaal voor bij mensen zonder kniepijn

    • Uitslag leidt vaak tot angst en catastroferen

3. Echo (echografie)

  • Toont pezen, spieren en slijmbeurzen, dynamisch en goedkoop.

  • Nuttig bij: vermoedelijke peesontstekingen, scheuren, bursitis, controle herstel.

  • Beperkingen: veel variatie tussen onderzoekers, veel “normale veroudering” wordt als “beschadiging” geïnterpreteerd.

4. CT-scan

  • Fijnmazige weergave van botstructuren.

  • Nuttig bij: complexe breuken, ruggenmergstenose, traumatisch letsel.

  • Beperking: hoge stralingsbelasting, zelden nodig bij chronische klachten.

Het grote probleem: structurele afwijkingen ≠ pijn

Dit is het cruciale punt waar veel misgaat.
De medische wereld vindt regelmatig afwijkingen, maar die hebben vaak niets met de klachten te maken.

  • 80% van 50-plussers heeft “slijtage” op de wervelkolom — zonder pijn

  • 40% van sporters heeft peesscheurtjes — zonder klachten

  • Hernia’s komen massaal voor zonder symptomen

  • “Uitgedroogde schijf” is simpelweg veroudering, geen defect

Wat gebeurt er in de praktijk?

Een scan → een label → een overtuiging → meer klachten

Wanneer iemand hoort dat hij “slijtage”, “scheurtjes” of “afwijkingen” heeft, ontstaat snel een gevoel van:

  • angst

  • kwetsbaarheid

  • verminderde bewegingsvrijheid (“ik moet oppassen met…”)

  • focus op pijn

  • afhankelijkheid van zorg

Het brein gaat het lichaam beschermen, spieren spannen aan, beweging wordt beperkt — en de pijn verergert.

Zo wordt beeldvorming zelf een bron van pijn.

Wanneer beeldvorming wél zinvol is

Beeldmateriaal is niet slecht — alleen niet voor iedereen, en niet altijd. Het is wél waardevol bij:

1. Trauma: 
Vallen, botsing, verdraaiing → mogelijke fractuur of acute scheur.

2. Neurologische uitval:
Krachtverlies, doof gevoel, problemen met plassen → mogelijke zenuwcompressie.

3. Rode vlaggen:
Koorts, nachtelijke pijn, onverklaard  gewichtsverlies, vermoeden op tumor of infectie.

4. Voorbereiding op operatie:
Als er al een chirurgische indicatie is, helpt beeldvorming bij planning.

5. Falende conservatieve behandeling:

Pas wanneer 3–6 maanden goede training geen verbetering geeft, kan aanvullend onderzoek zinvol zijn.

Waarom training vaak meer zegt dan een scan

Een scan toont structuur.
Maar klachten komen meestal door functie.

Dat betekent:

  • zwakke spieren

  • beperkte mobiliteit

  • onvoldoende controle van gewrichten

  • slechte weefselconditie

  • compensatiepatronen

  • te veel of juist te weinig belasting

Dit zijn allemaal trainbare factoren die je niet ziet op een scan, maar die een enorme impact hebben op pijn en belastbaarheid.
Daarom geeft een goed uitgevoerde fysieke screening vaak meer relevante informatie dan welk apparaat dan ook.

De valkuil: denken dat je “kapot” bent

Zodra iemand een diagnose krijgt als:

  • ‘uitgedunde pees’

  • ‘scheurtje’

  • ‘versleten rug’

  • ‘afwijkende kromming’

  • ‘slijtage’

…kan dat een identiteit worden.
En een lichaam dat men als “kapot” ziet, beweegt anders — en herstelt slechter.

Pijn verandert wanneer overtuigingen veranderen.
Oplossingen ontstaan wanneer je leert wat je lichaam wél kan.

Het betere alternatief: bewegen, trainen, belasten

In de meeste gevallen zijn klachten: geen “defect”,
maar een onbalans tussen belasting en belastbaarheid.

Dat betekent:

  • je vraagt meer van het weefsel dan het aankan → overbelasting

  • óf je vraagt te weinig → onderbelasting en deconditionering

Beide lossen we niet op met een foto, maar met progressieve training.

Conclusie: beeldvorming is een hulpmiddel, geen antwoord

Medisch beeldmateriaal is ongelooflijk waardevol in de juiste context. Maar bij de meeste chronische klachten biedt het geen oplossingen — en kan het zelfs herstel vertragen door angst, fixatie en misinterpretatie. Door klachten te zien als een trainbaar probleem, verschuift de focus van diagnose naar ontwikkeling, van beperking naar mogelijkheden, en van afhankelijkheid naar zelfregie.

Niet alles dat zichtbaar is, is problematisch.
En niet alles dat problematisch is, is zichtbaar.